Bloemrijk persoon, 2012, computertekening
Getekende schim
Iemand stond trots in de werkelijkheid. Ontsteeg de geur van
bedomptheid zonder schokkende schouders. Hij was een flinke
schim. Toen een hondje waf waf tegen hem zei werd hij niet
bang. Hij vroeg beleefd of de hond ook wou wou kon zeggen
en daar houden die blafbeesten niet van. Zij rennen met de
staart tussen de benen snel weg. Honden zijn geen harige
helden en schimmen zijn feitelijk nooit bang. Vandaar. Mensen
zijn bang voor schimmen, dat weer wel.
Een schim kan snel zijn. Zeker in gedachten, dan zijn ze blik-
semsnel. Voor ze het zelf beseffen zijn ze al ergens anders,
ze zijn de helden van het onbeperkte schemerrijk.
Toen deze schim met één groot gebaar zijn hartstocht toon–
de, deelde met miljoenen geliefden, leek het even alsof zijn
hete hartslag al het drijvende ijs van de wereld deed smel-
ten. Ik zeg leek, want schimmen mogen zich vrij uiten zonder
dat dat echt gevaar oplevert. Zij zijn meer een speels figuur
uit een tekenfilm.
Eerlijk gezegd voelde het toch aan als een waar verhaal, ik
zou het graag willen geloven, maar mijn andere ik laat mijn
schedel doven en straalt een andere wan- en warboel uit.
Dwars door alle andere ledematen doodt de tijd tenslotte alles.
Het wereldvreemde van de schim kruipt terug in eigen scha-
duw. Het spoor druipt nog even na. De angst verdampt onder
de oksels.
Ik kan alleen maar dom grijnzen.
Het leven is soms licht. Lichter dan een schim.