Panty

Inkeer, 2012, tekening, A4

Die dag

De dag stikt in het onkruid, terwijl het nog maar vroeg in de
morgen is. Zodra zij haar mond open doet en begint te spre-
ken ontstaat een kronkelen kosmos. Mensen zien er daardoor
bleker dan gewoonlijk uit. Natuurlijk contrast.
C. trekt een oude panty over haar hoofd om meer kleur te
krijgen. Het staat haar goed, maar ze kan niet meer spreken.
Ze staat in een naamloze, niemendal stilte. Daar hoor je alleen
de boekhoudkundige tikken van de tijd.
Over haar schouders vloeit de rok van God, alsof Hij via een
hemelse spiraal naar beneden daalt. Zijn tentakels zijn honge-
rig en komen op plekken waar de zon nooit schijnt. Dat hoort
niet. Dit kan God niet zijn.
Iemand wil meer van haar dan zij weet. Kan zij wel zonder
angst dit bos in? Zijn de monsters nog in winterslaap?
In gedachten heeft ze alle tijd. Ze droomt over de rivier die
schuil gaat onder het ijs. Dromen laten je woorden verande-
ren in peluwtjes van mollig mos.
Het stinkt inderdaad nog steeds. Het mos rot onophoudelijk
door. C. houdt haar ogen bedekt met haar handen. Uit schrik
en schaamte. Niets is meer zoals eerst. Het geluk begint te
schilferen.
Midden in het leven leven op een onbebouwd terrein de larven,
het varkens, de hyena’s. Ergens in de verte hoor je nog een
cipres vlammen. Een stuiptrekkende bliksem wijst op onweer.
Haar koortsige ogen tasten de zieke diepte af.
Eigenlijk zijn het de bochels van de dood, zei een naar mens.
Zij wil het niet horen.
In de neveling van het licht ligt haar oogverblindende achttien
karaats levenslot. Er is plaats voor een wachtende evennaaste.
Een lege fles wijn verzendt een boodschap voor verre tijden.
Als de dood je even kamt zingt het riet even niet meer.
De dag, iemand anders ook, verheugt zich alvast op later.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *