Upside Down Girl, 2012, tekening, A4
Het gaatje is een zwarte korrel
Die nacht droeg zij een hoed van zand en gaf voor God noch
geld haar zaak uit handen. Sterker nog, zij sleepte het aan
een stuk touw achter zich aan. Daar was heel wat lef voor
nodig. Er zijn maar weinig mensen die dat op klaarlichte dag
aandurven. Zij was voor de duivel nog niet eens bang.
Onderweg stonk het erg naar verkeerde broeders. Die hadden
te veel rotte vis gegeten en waren kort van stof (met een
kanten rand van schimmel) geworden. Hoewel het hun eigen
schuld was, was het toch een treurig gezicht. Als je hun zag
zweeg je snel en dook subiet met een afgeknepen neus een
andere straat in.
Zij trok haar zaak, haar lot, verder voort. Liet zich niet aflei-
den door wat dan ook.
Haar lege maag knorde een behoorlijke melodie en duwde
haar iets verder dan zij oorspronkelijk wilde. Iedereen wist
ergens wel dat je eerst vele dagen zwartsel moet slikken voor-
dat je stoel aan tafel kan schuiven om een overheerlijke maal-
tijd te krijgen. Voor wat hoort wat.
De herberg was nederig, de baas ook. Met zijn veel te kleine
armen wenkte hij de vrouw met het touw, heette haar hartelijk
welkom. De anderen gasten hadden veel vreugde over gister.
Toen was er de toets van azijn. Een walm van bittere zelfver-
heerlijking werd opgediend. Enkele karkassen hadden er goed
van gesmuld, werden vierkant.
Daarna zat iedereen te wachten op de dag van morgen: dan
zou de zakelijke touwvrouw komen om de eindjes aan elkaar
te knopen.
En nu was het dan zover.
Iedereen kreeg les in ademstoot. Gekneld tussen de verveel-
de lach en de valse glimlach stierf je dagen voor de zwarte
korrel was gezaaid en werd je een vlezige doos. Het ging zo
snel dat je het niet eens beleefde.
Die doos was haar slepende zaak.
Tot slot maakte ze nog een snelle handstand om zo iedereen
te bedanken. Alles moet op de kop, daar gaat het om.
Op naar de volgende herberg.