Dante denken, Dante doen, 2000, tekening, 65 x 95 cm
Herfst
Toen ik laatst in de laatste zomerwarmte fietste was er eerst
een fletse zon. De herfst was ergens voortijdig met een lichte,
eindeloos en onbepaalde triestheid, begonnen. Het was alsof
de hemel net besloten had om niet langer te glimlachen.
Ik raakte er wat depressief van, maar besloot gewoon door
te fietsen, er was nog genoeg blauw om verder te gaan.
Het blauw was soms lichter getint dan normaal en zweemde
af en toe jaloers naar groen. Vale soorten paars staken af en
toe nieuwsgierig hun kop op. Kortom, met mijn zwarte kleren
was ik een groot contrast in deze omgeving. Ik was zichtbaar.
En toen brak de zon toch nog door. Ik was al in het bos. Door
het plotselinge goud rondom stapte ik af, zette mijn hengel
in elkaar en wierp de dobber zover mogelijk uit. Gelijk beet
natuurlijk!
In de grote helderheid van dat moment was de rust ook van
goud. Er lag veel zachtheid in het gebeuren. Met veel gevoel
haalde ik mijn hengel op en ving een dikke ree.
Dit was natuurlijk de neerslag van een droom op de dag van
Sint Maarten, hengeldag voor snoep.
Als ik droom leef ik niet echt. Ik vaar op stroomschema en
zie de schoonheid van alles met groot gemak. Alles versmelt
tot een vermeende en dus werkelijke werkelijkheid.
Hoezeer de droom mij bezit het zal nooit mijn vlees zijn.
Wat ik droom kan ik alleen maar zien, kan ik alleen maar
beleven. Dat gevoelde alleenrecht stelt mij erg gerust.
En als een droom mij verveelt dan maak ik hem gewoon dood.
De schijn heeft danĀ lang genoeg geleefd. Ik bepaal.
Daarna fantaseer ik hoe ik die droom uit ga leggen en wat er
in mijn ogen en oren blijft hangen.
Dan kan ik denken en doen eindelijk samen laten smelten.