Zuiver ijs

Piƫta, 2012, computertekening

Smart

Zij heeft een vuile blik op zuiver ijs, haar ogen staan op melk-
wit. Zij is half blind en kan prachtige verzen rijmen. De klinken-
kende zinnen dansen in het nachtlicht als motten voor de lamp.
Eens was zij het troeteldier van een dwerg, maar die vertrok
ineens. Ging de blote natuur in. Hij was uitgeraasd.
Vanuit de verte denkt ze nog wel eens aan hem. Meestal lelijk,
ruw. Ze wenst hem een erge etterende infectie, zodat hij dui-
zend doden sterft en uit smetvrees niet eens begraven wordt.
Ondertussen vonkt versleten band met hem nog uit haar vel-
gen, terwijl de uren voortrazen. Potscherven van oud geluk
klinken door de verlaten straat.
Pas als alle gedachten de streep van slaap hebben gekregen
is ze vrij. Geen zoeklicht zal haar nog kunnen vinden.
De vlekkeloze maan verschijnt door de morsige wolken.
De haard is gedoofd, de as uitgestrooid.
De tuin uitgeblust.
Ze slaapt de slaap van gemis.
Ze droomt dat ze niet weet waar ze moet staan. De groepsfoto
is al gemaakt. De vergane jaren komen niet tot bedaren. Ze is
weer een nette slet met als bruidsschat slechts een kleine
schaamlap. Ze voelt zich bekeken.
Hoe erg moet het worden, hoe ver moet het gaan?
Pas als de kraaien gaan fotograferen, foto’s van haar maken
voelt ze zich thuis. Tussen de krantenknipsels en vergeelde
brieven zit haar uitgebakken leven.

Had je maar naar je vader geluisterd.
Had je maar niet naar die dwerg gekeken.
Had hij je maar niet aangekeken.
Nu kan ze hem niet vergeten.

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *