Heavy hand, 2012, computertekening
Hoop
In het land van de doorgemergelde sterren viel hij nog al op.
De warmte van zijn danspas liet zichtbare sporenĀ na. Zijn
lippen verraden een laaiende lokstem.
Ooit kwelde hij iedereen met zijn helder licht, nu danst en
kruipt hij het liefst in het duister donker. Zoals herten zich
uitrekken boven het hout, zoals een havik de lucht vangt, zoals
het licht de vissen laat blinken, zo beweegt hij zich op aarde.
Het is een groot genot. Alleen de kikker schrikt in de bek van
een ander.
Deze dichter, nooit gesloten voor dromen, keert alles het liefst om.
Dan leeft hij pas. Zwijgen zou waakzaam zijn in de mond van de
zonderling. Helder en onbuigzaam is zijn geest. Hij breit langdurig
aan zijn eigen nachthemel. Zijn lust kent geen rust.
Kijk, zegt hij, stilte is een spatie tussen de mensen. Boos en wie
weet ook duizelig, weet men even niet wat te doen. Hij zal je niet
in stilte kunnen verlaten, zijn handige hand is daarvoor te warm.
Aan de andere kant: tussen lichaam en lichaam breekt en beeft
het leven.
Er blijkt altijd enige hoop te zijn. Die kruisdanst al langer dan
ieder leven. Zelfs als we even stil zitten. Hoop verlaat ons niet
in de stilte, het praat altijd in hongerige herinnering.