Lie, 2012, tekening, A4
Vreemd waar
Als de werkelijkheid losbreekt en ziet met een oog vol collages en
andere surrogaten, wordt alles nog troebeler. Je raakt zomaar in
de war als je niet helder blijft. Zeker als je op hol geslagen hersens
blijven schreeuwen als slachtvarkens.
Naarmate het oog beter ziet wordt alles weer rustiger. Dan besef je
dat die werkelijkheid geen werkelijkheid is, het is slechts een ver-
warrend woord. Alle dingen hebben een hard en vluchtig gezicht.
Een mens is in principe vloeibaar en zo ook zijn herinneringen. Die
zijn per definitie altijd vals. Als je denkt dat je goed hebt gezocht en
gevonden is dat geen goed teken. Dan heb je niet goed gezocht.
Iets wordt langzaam te mooi om waar te zijn. Met een beetje geluk
komt er dan iemand naast je zitten om je te troosten. Met nog meer
geluk was jij het. Dan kunnen we mooi samen tegen de herinnerin-
gen aan leunen.
Het geluk van de jeugd moet je hebben meegemaakt om dit te
weten. Vanuit volwassenheid is er later iets onbezorgds. Je moet
het even zien, het leven heeft ruimte nodig en dan is het er. De
weggedrukte dingen krijgen de overhand. Je hersenen veranderen
per seconde. Wat is nog waar?
Sommigen mensen beweren dat niet wij onze gedachten denken,
maar dat de gedachten ons kiezen als de bedding van een rivier.
Ik houdt me maar vast aan iets wat Werkman ooit schreef:
gedachten vallen op je kop, zoals een meeuw op je hoed kakt.
Daarna valt als vanzelf het gelukkigste moment.