Donker hoofd, 2013, computertekening
Uit eind jaren zestig
Hij wil het je laten weten: hij is niet zo van de verwilderde oplossing.
Geen enkel stukje brein werkt daar aan mee. Dat bureau is totaal
dichtgeplakt wat hem betreft.
Liever woont hij tussen zijn eigen alleenstaande ledematen, dan kan
geen enkele schaduw hem overlappen. Het vreemde gevolg hiervan
is wel een vette bankrekening. Eind jaren zestig kon je nog wel met
niets doen zeer rijk worden.
Nooit verveelt hij zich en wanhoop doet hem ook niet wankelen.
De aarde moet in alle nederigheid op hem afdalen. Zo zit dat!
Het enige wat hem bezig houdt is zijn hobby: nachtreiniging.
Hij zegt dat dan de inteelt lekt; weet er kennelijk het fijne van. Door
zijn nachtelijke geur gaat het snel op de loop. Zijn zweet is niet be-
vriend met die teelt. Slaapkamers blijven terecht dicht.
Op zijn nachtkastje ligt zijn kaalhoofdige waarheid, zegt hij zonder
daar over op te scheppen, het ligt daar hartstikke bloot en piemel-
naakt. Die waarheid gaat vergezeld met een grote pot met geld.
Daarnaast voelt hij zich meer dan geslaagd.
Een andere uitspraak van hem ik ben nog vromer dan een kerstster
doet je vermoeden dat er iets mis is met zijn geloof. Nog even en
dan maakt hij een verkeerde wereldstad door zelf een prijsvraag uit
te schrijven. Hij is volgens eigen zeggen volmaakt en bohemien.
De enige ster die ik kan bedenken bij deze man is een leegloopster.
Hij is een smeerlap, een uitvreter waar Nescio bleek van zou worden
of ineens weer Jan Hendrik Frederik Grönloh, zeg maar Frits, zou
heten.
Een volmaakte bohemien bestaat niet.
Een kunstenaar komt daar misschien nog het dichtste bij in de buurt.