Some night, 2001, 80 x 40 cm
Minstens twee gezichten
Ons oog is steeds bewogen door een ander levend oog. Het licht,
het opgetogen licht, leidt ons omhoog, ver boven ons zelf uit.
En dan in die hoogste verte zie je, met een beetje goede wil, de
aarde als herboren. Wie weet ook nog een behouden huis.
Als de maan het toelaat kun je in de nacht naar alle uithoeken
gaan, je bent immers een waanzinnige, kosmische aap.
Hou daarbij je gedachten goed vast, die willen nog wel eens op de
loop gaan. Pas vooral op voor vrouwen die plotseling naakt gaan
staan. Zij zeggen raak mij aan, ik wil bestaan. Voordat je het weet
sta je brandend in een onbestemd schimmenrijk, waar de zwaarste
beulen zelfs voor wegvluchten. Pas op!
Wacht liever in de schatkamer van de blinden. In de overgrote
nacht is daar veel te beleven.
Het begint met een ontspannende voetwassing met het overtollige
melk van wereldse minnen. Daarna eet je samen met alle anderen
van het zonovergoten, goudgele honingbrood. Er is altijd genoeg in
deze nooit lege schatkamer.
Al het koudvuur is in een verre hoek begraven, hier is alleen maar
verheugde warmte. Verschrikte vergetelheid en foute vrede zijn
voor altijd zedig weggeveegd. Hier is nergens meer iets te vinden.
Tegen dit hedendaags taai bindweefsel is geen kruid gewassen. Men
zegt dat de schaduwen hier minstens twee gezichten hebben.
Nadat je al deze zottigheid kauwend hebt bekeken en gegeten weet
je dat je voortaan niet meer onmondig in de wereld zal staan.
Het liedje van nee-nee-nee is totaal leeggelopen.
De jaloerse almacht zal zich ontevreden voelen.
Niets van aantrekken.
Met een verschrikkelijke vrijheid zullen wij het leven breken en
de laatste beelden en tekenen aan stukken slaan.
Eerst moet een ander levend oog zich bewegen. Daarna worden
alle neuzen snel geteld en ligt het perspectief vol puin.