Zwaaiman, 2013, schets
Het afscheid
Je bent te laat gekomen.
Voordat je kwam is zoveel gebeurd.
Nu sta je voor me en herkent me niet eens.
Je geeft me geen hand.
Ik heb werkelijk alles geprobeerd om je te bereiken, maar nu je
tegenover me staat weet ik niet meer wie ik heb achtervolgd.
We zijn vreemden voor elkaar geworden, ondanks mijn wind die
nooit ophield met blazen. We kunnen elkaar niet eens opnieuw
verlaten omdat we elkaar niet meer zien.
Je bent niet gekomen.
Je zag mijn zwaaihandje niet zwaaien, omdat je wereld te klein
bleek voor de mijne. Ik neem het je niet kwalijk, je kunt er niets
aan doen. Je genen werken niet echt mee.
Als je aan een deur moet trekken ga jij uit onmacht juist duwen en
zeggen dat een ander je heeft opgesloten. Je bonkt net zolang op
je ziel dat zij murw is en dan bloedt de wereld in rode vlekken door.
Je zegt dat de lucht zo rood kleurt door het grote kwaad.
Het kwaad neemt je. Het bezit je en maakt dat je niets meer bent
dan een verkreukeld bierblikje.
Tenminste dat voel je zo.
En dan is dat waar.
Maar het is niet mijn schuld. Ik zie wat ik al wist vanaf onze eerste
ontmoeting en heb het zo niet gewild.
Er komt teveel stoom onder je motorkap vandaan. Je ruikt naar ver-
schroeide olie. Ik kan er niets mee. Echt niet.
Vandaar dit afscheid zonder woorden.
We leven verder in onze eigen kleine besognes.
Kalm in het besef dat we niet alles onder controle moeten hebben.
Dat moet genoeg zijn. De nieuwe stilte zal kalmerend werken.
Andere werelden zullen zich vanzelf weer aandienen.