Sfinx and Marshall, 2013, bewerkte foto
Aanvulling
Dat een kunstenaar nooit meteen de erkenning krijgt die hij ver-
dient, merkte ik al die ene nacht in vijfenveertig waarop ik me zo
snel door het geboortekanaal wurmde dat ik niet gebaard werd op
een matras uit de kraamkliniek, maar op precies dezelfde matras
waar ik negen maanden eerder verwekt was geweest.
Mijn opzienbarende geboorte bleek niets anders dan een toeval te
zijn. Daar moet je het dan mee doen als frisse nieuweling. Niemand
zag wat voor wonder er toen geschiedde. Ik begon uit protest niet
te drinken en werd prompt nog lichter in gewicht dan ik al was.
Men was daardoor zeer bezorgd en vreesde voor mijn leven, ik kreeg
ineens wel de aandacht die ik zo verdiende.
Een rode loper was niet misplaatst geweest, maar ja het was toen
nog oorlog en waar vind je dan zo’n ding. Bovendien was het een
strenge winter, de jonge sneeuw knarsetandde voluit onder de ver-
sleten zolen.
Als erfenis heb ik daarvan nog steeds de echo van niet gehoord wor-
den, al zullen anderen dat waarschijnlijk wat overdreven vinden.
Mijn huid is nu meldenswaard dik door de vele lagen behang. Soms
vervel ik spontaan na wat warmte. Ook valse beschuldigingen komen
bij mij hard aan, al ben ik van nature erg vergevingsgezind.
Daarom heb ik besloten voortaan bij ieder schilderij een versterker
te plaatsen, zodat het luid op kan spreken en gehoord wordt.
Wie krijst die blijft.
Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.
inderdaad, een goede verstaander, maar in deze lawaaitijd zijn de doven in de meerderheid, dus kan het geen kwaad ietsje luider te schreeuwen.
J.