Gluren

Nachtwacht, 2013, schets

2013_nachtwacht_k

Tussen de gordijnen

“Wees vroom vrouw en scherpzinnig”, waren zijn laatste woorden
geweest. Daarna deelde hij zijn lichaam met de dood. Zo leven ook
de dichter en de liefde.
Zijn vrouw had echter andere dingen aan haar kop. Na zoveel doden
niets dan goeds, zegt men, maar zij wist wel beter. Zij was meer
van de hoop doet leven sekte en staarde dus niet naar beneden.
Haar hoofde wilde niet gaan hangen.
Liever trok zij een jas aan van suiker en schuim, dan zou de zon
waarschijnlijk van vreugde gaan huilen, waar iedereen dan weer
profijt van had. Bij haar kon je de sterren ruiken rond de zon. Zij
was een meisjesvrouw met bloemen in de mond. Boze ogen zag je
nooit in haar gezicht blazen. Zij kuste liever je voet.
Slechts één nacht bleef zij dodewaken bij haar man, dat was ze ver-
plicht na al die magere jaren. Het was een hele opgave, af en toe
moest ze, bijna dwangmatig, door de gesloten gordijnen kijken. Even
zien hoe het echte leven was. Hij merkte het toch niet. Zijn dode kur-
ken gezicht lag er stoffig bij. Zijn mond wierp soms nog vochtige, roze
belletjes, oude gassen zochten en vonden hun weg.
Ze had zich zwart gekleed, zag eruit als een voorzeggende echo.
Haar mond stond niet op memorie, dat zou veel te duister zijn, zij
wist dat haar ijzeren leegte nu was afgelopen. Ze mocht zich ver-
heugen en verder gaan ontplooien. De gierig slapende mannen
zouden spoedig één voor één langskomen. Dan zou ze in al haar
naaktheid gaan kiezen.
Dat was iets voor later.
Nu sprak ze nog geduldig met de lucht van de afgrond.
Ze was een soort vage, balkende fee, die naar de open plekken
zocht. Plekken waar de geest niet moordend was.
De hemelse wanklank van ontbinding was zo oorverdovend dat het
even stil leek.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *