Mannentafel, 2013, computertekening
Zo is het maar net
Zo is het vreemde, zo is het begonnen. Ze zagen hoe de golf van
ontzetting als een vreemde wandelaar de nacht verliet. Wij, de
liefhebbers, gingen rustig door. De vrouwen waren al verdwenen
of vervoerd, een schommelende eenheid van late vijftigers bleef
achter.
De mannentafel was compleet. Meesterschap heerst rondom.
De bronzen mannen mompelen door, ze worden ouder per minuut.
En de dichter?
Die trekt zijn jas uit protest over zijn oren en fluit wat voor zichzelf.
Alle mannen denken juichend juist als de tapkast tapt. Hun monden
trompetten een laatste verovering, ze maken daarbij een fruitig
geluid. Ik denk nog wat een kalend fruit is dat. Maar zeg het niet
hardop, mijn hoofd gloeit zo al genoeg.
Dit bijna versteende fruit zal bij het luiden van de laatste bel, als
de tijd stopt,volkomen uiteen vallen. Niemand weet dan nog wat
meesterschap is. Tararaboemdiee, het is een wonder als men de
deur kan vinden. Die ligt ineens verstopt achter vallende heren.
De nachtstem heeft zijn gevaarlijke schaduwen vooruit gestuurd,
dieren nemen het over. De drankzucht hangt stijf tegen de muur.
Dan worden er nog wat vluchtige sleutels gewisseld. Men wil niet
weten hoe het afloopt.
Een dode perenboom laat takken vol stervende vlinders zien.
En de dichter?
Die roept staande de klinkende namen van de mannen al waren
het antieke knotwilgen. Zijn lippen trillen niet, hij weet wat hij
doet, hij is dichter. Het einde is nog lang niet nabij. Zijn drijvende
wijsvinger wijst wijsheid aan. Woorden van bedrijvigheid wrijven
hem warm.