In het hoofd, uit het hoofd, 1996 – 2013, bewerkte foto
Voorschouw
Onder mijn muts, die als een mijter mijn hoofd masseert, kietelen
soms vreemde gedachten. Of eigenlijk is het niet echt vreemd,
want het kietelt er altijd. Ik heb een typisch dwarrelhoofd zonder
dat mijn huid het verbiedt. Heel wonderlijk en toch gewoon hoort
bij mij.
Als kind stond ik al stijf van de fantasie. Keek ik in de kolenkachel
dan zag ik echt een kop branden. Ik was er gloeiend bij als het
ware. De meest doortrapte spoken maakten mij niet bang, liever
kletste ik hardop, vrolijk vanachter een deur met hen. Was de vra-
ger, de aanhoorder en de antwoorder. Zeker in de schemer bij de
mei nachten als het licht langer werd.
Daarom past in het hoofd, uit het hoofd helemaal bij mij.
Als Jezus het bloed drinkt van de bruid dan drink ik mijn gedachten,
geef het aan rode mannen door, die het op hun beurt terug geven
aan de nooit te volle aarde. Ik denk dat de aarde dan meer tot zich-
zelf komt. De verlossende ruimten van de mens liggen immers voor
het oprapen.
Anderen vinden mij meer een verwarde wolk, die in een schietgat
van de lucht is geschoten. Die mensen moet je niet geloven, zij
weten niet beter.
Voor mij is het niet vreemd dat ik moet lachen als ik geen eten
heb. Even zo vrolijk kan je er zonder. Het dagelijks brood is niets
meer dan een gedienstig dier. Alleen de gekwelde spier van de
vampier heeft altijd honger (nou ja, goed, bij donker dan).
Kijk, als je driemaal wakker bent en droomt van iets moois dan is
er geen enkele maaltijd meer nodig. Dan is alles compleet. Dan staat
mijn hart op zonnestand.
En nu ga ik eten koken, ik heb honger gekregen. Grote honger naar
meer.