Sombere man, 2013, computertekening
Tandeloos
Wie helemaal zwart is geworden spaart wat uit, want het zwart
kent geen lach en heeft geen bezwaar tegen de donkere kleur.
Zwart gestemde mensen lijken geen tanden meer te hebben om
ergens in vast te bijten, zij laten het zitten omdat het nu eenmaal
het lamlendig lot is.
Als argument willen ze nog wel eens zeggen dat rozen ook geen
tanden hebben om zich te verdedigen, maar dat is maar een halve
waarheid, rozen hebben doornen. De donkere mensen stoken hun
brein verkeerd op. Bovendien laten ze hun pokerface ook nog eens
op het nachtkastje liggen. Woorden worden botje bij botje gewogen
en afgekraakt, een landkaart blijft een puzzelkaart waar overheen
gekotst is. Alles is onleesbaar en te veel.
Kortom, de enige overdaad is het constante zwarte.
De losgeslagen hoofden zijn niet meer in goede handen. Horloges
worden nooit meer opgewonden. Het instinct is ingedikt. De zin-
loze zintuigen liggen op de rommelmarkt voor een zacht prijsje.
In zo’n geval maakt het gedicht niet meer gebruik van het hoofd.
Ieder gezicht is een dood meer. De fanfare zwijgt met gebogen
hoofd. Wie zo mooi wil zijn als de waarheid begint met liegen. De
geformuleerde wrevel is op herhaling. Een spiegel ziet alles ver-
keerd en de ogen zijn stinkende bronnen waaruit twee totaal ver-
schillende beelden spruiten.
Zou het helpen als ik zeg: het mooiste weer maakt je opgetogen?
Spiegels stralen? Je tong hangt niet als kuit uit je mond? Een neus
is niet aangenaaid? Men zuigt niets uit je oor? Je scherpe kin wordt
niet verbogen? Je tenen hebben geen tanden? Er zit geen snee
brood tussen je billen? De treurwilg verwoest je huis niet?
Of een tip: laat je groot rood hoofd drie maal daags strelen?
Oude wijven wisten het vroeger al: in betraande ogen smelten de
wijzende vingers.
Een vette slak gaat ten onder aan zoveel zout en zoveel tijd.