Het vertrek, 2009, acryl, 50 x 100 cm
Het dakraam
Al meer dan vijfentwintig jaar lig ik onder hetzelfde dakraam,
zoals kind onder een ander raam. Je ziet altijd maar een klein
stukje wereld, weet nauwelijks wat voor weer het is. Je maakt je
eigen wereld. Als kind zag ik toen een dikke kattenstaart voorbij
lopen. Steeds nerveus heen en weer gedrentel, klaaglijk gemiauw,
maar ik durfde het beestje niet binnen te laten. Wij mochten geen
dieren. Ook niet stiekem. Wel gaf ik het niet welkome diertje alvast
een naam: Sloos. Er was vast geen kat die zo heette.
Helaas droop de kat af, zocht en vond zijn eigen huisje. Nog steeds
zie ik die staart zich aftekenen tegen de blanke, overbelichte lucht.
Mooier kan niet.
Hier in dit huis zal me dat niet gebeuren. Er wonen alleen maar
binnenkatten in de buurt. Die snuiven alleen binnenlucht op en
vragen steeds meer vlees om grammetjes aan te komen. Geen
spieren maar spek. Ze piepen alleen nog dierlijk.
Nu neemt het verhaal een wending.
Ik was weer thuis, weer kind. De avond liet zich bij ons vallen.
Heel langzaam, alsof een voile voor de zon werd geschoven.
Daarna werd het nadrukkelijk schemer. Zo duister dat je bijna
naar bed moest.
Nog even een formulier klaar maken – zei vader en ging weer
achter zijn typemachine zitten.
Onder welke naam wil je op mijn lijst? – vroeg hij mij – Hoe je
van achter heet, hoeft de klant niet te weten. De meeste van
onze jongens hebben een nieuwe voornaam bedacht…Darius,
Jeannot…Arki…
Sloos! – wist ik.
Sloos? Was ist los – grapte mijn vader en krabde daarbij op zijn
kop. Hij stelde voor om er Kloos of Ploos van te maken.
Ik houd het bij Sloos – zei ik en voelde me wee worden in de
maagstreek.
Op dat moment sprong een zwarte kat in de vensterbank.
Mijn hoofd werd rood.
Om de een of andere reden vond ik dit heel ontroerend om te lezen – sloos, een wel heel aparte naam 🙂