Vroeger

Stadstuin in de nacht, 2013, computertekening

Nico Huch

Richting ooit

In de stad heerste een gloeiende hitte. Snikheet, achter dikke
muren en gesloten luiken. Gevoelens werden niet bedrogen.
De stad leefde, al was het mijn herinnering. Ik rook de geur die
in de oeroude heiligdommen hangt.
Ik hoor nog de geluiden uit die tijd dat ik daar was, met de piep-
kleine oren van een nijlpaard. Af en toe was ik een ezel die zijn
gebit bloot lachte. Een gevleugelde paard vloog vaak voorbij.
Kriskras omzwervingen.
Keurig aangeharkte paden. Beboste tuinen. Gehekt gebied. Groot
geluk is altijd tijdloos.
Ik was vaak op plekken waar huizen hadden gestaan – schreef
ik in mijn dagboek – nu zijn het lege plekken, verlaten door het volk.
Ineens wilde ik mijn zondagse kleren aandoen.

Ik keek weer naar buiten.
De lage lampjes gaven de kleine ruimte iets spookachtigs. Het leek
nog het meest op een soort samenzwering.
Stil fluisterlicht.
Men mocht overal gaan zitten, men mocht overal aan zitten.
Stoelen ontbraken. Tafeltjes waren overbodig. Er heerste grote
meubelmoeheid.
Uit een hoek kwamen murmelzinnen. Groeigeneuzel uit de grond.
Af en toe, je wist nooit precies wanneer, klonk er een mooie poëti-
sche zin over het magere menselijke bestaan, dus over relaties,
over wel of niet seks, over geld, dus over de onmacht om te leven.
Taaie tobberij.
Tot slot werd er gul alcohol uitgedeeld. Tegen de stadse pijn.
Bitterbrij.

2 gedachten over “Vroeger

  1. A:
    de donkere kleuren zijn niet droefgeestig, het is een tuin in de nacht, beschenen door de maan en het stadslicht. het is de ooit-tuin van mijn grootouders aan vaders kant.
    een herinnering van een vijfjarige.
    J.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *