Krokodillentraan, 2013, boek 108, pagina 6
Troosttraan
Verhalen kunnen ons redden.
Ze geven ons dingen terug.
Het troost ons en traint de geest.
Anderen zeggen streng dat een verhaal niets anders is dan saai
surrogaatgeluk: alles is goed en ondergedompeld in een roze wol-
ken droom. Iedereen is voor een moment even blij en gelukkig,
daarna spat alles uiteen tot het doorsnee leven.
Zo was er een vrouw, ergens in de dertig, die een mooie baan en
een man en een kind had (in die volgorde!) en toch stiekem een
doosje had waar niemand van wist, waarin ze liefde verzamelde.
Voor ooit misschien. Voor wanneer ze niet genoeg had.
Hopelijk leeft ze lang. Lang genoeg om niet meer opzij te hoeven
leggen.
Waarschijnlijk zal iemand het doosje wel vinden en haar opge-
spaarde stukjes liefde stelen.
Nog waarschijnlijker is dat er iemand zijn krokodillentranen er op
gaat plengen, zodat het doosje bleek verwatert.
En dan?
Dan wordt het tijd je ergens anders op te richten.
Alle dingen komen tot een eind, behalve vrouwenwerk en
pijn in de hel, zeggen ze in Denemarken.
Vrouwen die de baas willen spelen zijn achterbakse secreten,
tenzij de mannen hen er met harde hand onder houden. Ze zijn
zeer geraffineerd, bedwelmen de mannen met hun seksuele kunst-
jes en lokken hen zo in de val. Kortom van een kwaaie vrouw heb
je alleen maar last.
Een vrouw kan er engelachtig uitzien, maar tegelijk het hart van
een slang hebben. Boze vrouwen zijn niet solidair, zij gooien elkaar
om, krijsen zich schreeuwend schor, lopen te zwaaien met pollepels.
Soms moet je als man wat geduld hebben. In Japan weten ze dat al:
vrouwen, potten en ketels zijn beter als ze oud zijn.
Goede vrouwen zijn vrouwen waarmee je je verdriet kunt delen en
je geluk mag verdubbelen.