Nachtcafé, 2013, bewerkte foto
Het warme huis
Wie nu geen huis heeft zal het ook nooit hebben, schreef Rilke.
Daar kan je lang over nadenken. Er zit iets negatiefs in.
Ik denk dat Rilke te weinig in de schemer heeft gezeten.
Er is meer als licht en donker. Misschien was hij wel een echte
lichtman.
Als bij nacht de regen tegen het raam zwiept en de wind begelei-
dend brult en jij daar rustig ligt met een geurige sigaret een boek
te lezen, dan is dat meer dan aangenaam (mits de jaloezieën
gesloten zijn, potdicht, de verwarming op twee-en-twintig graden).
Je kamer is beslist een echoënde schelp die alles zacht weergalmd.
Jij bent toeschouwer en deelnemer en je zal de komende nacht
niet wegspoelen. Je kamer is je veilige ark op aarde.
De tijd, altijd wegtikkend, lijkt ineens oneindig. Immers in bijna
maniakale concentratie op de waarneming op spullen en dingen
waaruit de werkelijkheid bestaat, ademt de tijd altijd de geest van
de zandloper. De nacht is een mooi tijdelijk gebied.
En daar zit je dan in je luizigste hut, die je huis noemt.
Je kamer is geen kleinburgerlijk rekwisiet, het is een aanvulling op
een persoonlijkheid.
Huizen zijn soms mooie maskers. Een klein huis, wat ik voortdurend
groot houdt, maakt dat ik steeds goed kan blijven drijven.
Bij dit alles geldt wel dat je tegen spiegels moet kunnen.
Anders begint de vlucht, dan wil je niet jezelf zijn.
Dat is hierbij gezegd al begrijp ik er eigenlijk niets van.
Rilke schrijft ook ergens in ‘Over de melodie der dingen’ ….’dat men een beginner moet worden Iemand die het eerste woord schrijft achter een eeuwenlange gedachtestreep.’ Volgens mij ben jij daar voortdurend mee bezig; ook al begrijp je er zelf eigenlijk niets van.
M.
M:
Daar kon je wel eens gelijk aan hebben en over het laatste ‘niet begrijpen’,
dat wil ik ook graag zo houden. dan blijft alles mooi fris en open. misschien
ben ik mijn eigen gedachtenstreep,zeker in de kunst.
J.