Carry

Maan, je bent hier, 2013, boek 108, pagina 42

2013_maan je bent hier_bk108_p42k

In het nachtduister

In zijn hoofd wil alles graag verbaasd zijn. Ook nu, in alle vroegte,
in het melklicht van de maan. Het vermoede uitzicht verraadt een
verlaten zomer. Er gaat een tuin met bomen schuil in het zwart.
Zijn adem wil de bloemen breken omdat het seizoen voorbij is.
Hij is al jaren doof en dito zwijgt hij, onophoudelijk, maar zijn
glimlach is nog goed. Hij kan nog alles zien zonder bril. Ook de
krant, maar hij leest nu niet, hij kijkt. Kijken is het mooiste wat
bestaat. Kijken lijkt op foto of film.
Soms kijkt hij naar een leven dat de dood zocht, maar niet vinden
wou. Tegenwoordig lacht hij nogal vaak. Hij is opgelucht omdat
niets meer hoeft.
En zij?
Zij wuift alles weg met woorden. Tot het bittere einde waarschijnlijk.
Hij noemt haar een koele dame en kust haar niet, omdat hij bang is
dat ze dan gaat huilen of nog erger: gaat razen.
Zij blijven in hun comfort, hun glanslaag. Hun leven lijkt een code.
De verbazing blijft, dat moet zo zijn. Immers, een leven bij elkaar
is hetzelfde als altijd alleen.
Zijn hoofd zit hoog, er is uitzicht en betekenis. Onder hem stroomt
de vlakte, diagonaal, hij merkt er niets van, hij is van blik en staal.
Hij denkt: de nacht heeft een zwarte boord en wuift al het licht weg.
Iedereen weet dat de toekomst altijd hoog in de keel zit. Je gaat
praten, je gaat denken. Je gaat nopjes doen, wordt nog meer de
glanzende man.
Wat is dit voor leven?
Carry van Bruggen (1881-1932) schreef:
we zijn wat we zien, maar we kunnen er niet wonen.

carry v bruggen_1912_d (Carry van Bruggen)

2 gedachten over “Carry

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *