Stemming

Nieuw werk, boek 108, pagina 55

2013_nieuw werk_bk108_p55k

Het eigen ik

Iemand kon zijn eigen aanwezigheid niet zelf bedenken en raakte
daardoor in de war. Hij dacht dat hij een ekster was en zocht steeds
een boom. Iedere keer als hij zijn staart omhoog deed botste nogal
in zijn verenhoofd, totdat een zwiepende tak hem weer terug bracht.
Het jongetje in hem kwam snel naar boven. Misschien was het nog
een echo van dat staart omhoog doen. Flink hakke jongens, riep hij
daarbij in het wilde weg. Ze moesten het eens goed weten en wel
luisteren hè. Zijn strot kraste hevig. Alle duffe mussen fluisterden
zich snel weg. De eigen ik van de vogelman was veel te sterk.
Hij knerpte nog wat priepsnakjes omdat hij gewoon in de stemming
was en botste in al zijn wildheid prompt tegen een vrouw aan. Zij
liet gelijk haar groene zwemen hangen en hij deed meteen al zijn
schoorsteenstoten. Eigen ik eerst lag hem nu eenmaal vooraan in de
bek.
Daarna hipte hij de straat weer op, het was er zo lekker warm.
En ja hoor, daar kwam die vrouw al weer aangeveerd. Zo als zij liep
was raar, ze leek nu al zwanger en het was nog maar april.
Hij deed nog een keer lekker zijn wil met haar.
Kraaide overdreven: She loves me. Yeah! Yeah! Yeah!
Zijn ogen draaien vuur. Hij verhief zich zelf, poot voor poot.
Gekke ekstervogel die zwarte snavelsabel.

Eén gedachte over “Stemming

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *