Engel

Verkochte fluistering, 2013, boek 110, pagina 68

2013_b110_p68_verkochte fluistering_k

Het bed

Klaas ligt op zijn harde bed en luistert naar de nachtgeluiden.
Als hij zijn oren nog meer spitst hoort hij iemand. Het zachte stem-
geluid van iemand. Het raam staat op een kier. De ademhaling is
dichtbij. Toch is hij niet bang, zijn hond is waaks.
Het ietwat vuile gordijntje wappert licht. Hij ziet af en toe een flard
lucht. Als een haastige maan plotseling voorbij schiet, gelooft hij
dat het engelen zijn, die van verre landen hem iets komen brengen.
Engelen reizen via de wolken, weet hij.
Hij sluit zijn ogen om nog meer te geloven. Een stukje witte wolk is
vast komen te zitten in zijn vensteropening. Of is het toch een engel?
Dan moet die verdwaald zijn, vind hij, wat engelen komen alleen
maar bij goede mensen, zei zijn moeder altijd.
Het witte wolkje schuift de kamer in en betast de wand alsof het
verdwaald is, blijft ergens als een zichtbare fluistering hangen.
Zijn vader duwt de slaapkamerdeur open en komt binnen. Nu wordt
het nog enger, zijn hart begint zoals de vorige avonden nog sneller
te kloppen. De deken wordt weggeschoven. Hij voelt de koude hand
van vader al op de borst. Het bed kraakt.
De gehangen engel is hem gesmeerd.
Achteraf strijkt vader een lucifer af om een sigaret te roken.
Beneden bij het raam heeft de hond de engel gepakt, dood gebeten.
Hij dacht dat het een duif was.
Misschien was het een slechte engel, die mensen bang wil maken.
Klaas doet zijn ogen weer dicht. Nu zijn vader is geweest is hij niet
meer bang om in slaap te vallen. Bovendien zijn duiven geen engelen.

Eén gedachte over “Engel

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *