Rose kussen, 1986, bewerkte foto
Belichte tijd
Even leek het leven uitzichtloos, daarna kwam de wisselvalligheid.
Hij kwam dan ook geen enkel onbeschadigd persoon tegen, het
was alsof hij een leedmagneet in de broekzak had. Af en toe raas-
den de horzels door de tunnels van zijn menselijk vlees. Het erge
was dat hij het zelf deed. Hij zat tot aan de oksels vol scherven.
Vond dat herkenbaar prettig. Ondertussen tikte de klok meedo-
genloos.
Gelukkig werd het leed later altijd gevolgd door een schonkige
bron van verwondering. Verborgen engelen roerden in de ver-
schrikkelijke brei en voeden gelijk zijn mateloze oog.
Hij zag het roze kussen weer op het bed liggen. Die lichte bode
bracht hem weer over de donkere drempel. Aan de andere kant
heerste het getij van de vrije geest. Het maakte van de verrader
en redder.
Zijn horizon was zo groot als het avondrood, hij kreeg er kippen-
vel van. Waarom zou ik in de modderpoel gaan liggen als deze
prachtige tempel mij roept, was zijn gevoel.
En zo werd hij door een wellustige wolk vurig verrast.
Oosterse geuren deden de Noorse keuken snel vergeten.
Zijn hart jaagde en kuste alle lachende duiven (daar moet je
sterke lippen voor hebben).
Een warm moederhart keek achter een sleutelgat en liet zijn
lichaam branden. Zijn zoete adem vloog in haar neusvleugels.
Vanuit het vriespunt ging het nu vuurwaarts. Zijn vruchtbare
ogen bouwden een graf voor al het boze. Het gif kwam niet
meer op, alles was al uitgezaaid.