Op zoek, 1986, bewerkte foto
Herhaling
Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in dat
meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool moet
uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader te maken
heeft. Dat voel ik zo en dan is het ook zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen
van het denken. Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met
zijn gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een
keer.
Ik denk met alleen mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.
Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn bleke, kale hoofd. Dat zal ook wel met dat
denken te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige
schaduw of een donkerbruine weerkaatsing in het water waaruit
groene algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en staar, gaat het water als vanzelf rimpelen en
pas als ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug. Jammer!
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over, vol van de dode glans van de meren in een kale, vloeiende, natte
en sinistere vlakte zonder wilde, witte eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.