Verwerking, 1987, bewerkte foto
Andere tijden
Ooit, in koude tijden, heb ik eens gegeten bij vreemde, magische
mensen. Zij waren beide kunstenaar en hadden voor alles begrip.
Beide zo dun als een lampenglas, bleek en altijd perfect zwart ge-
kleed. Hun hele leven leek trouwens voornamelijk zwart-wit.
Zij hadden een vrij groot huis op het platteland en konden goed
leegtes creëren. Ze brachten de leegte tot spreken, zeiden ze op
een manier dat je het niet waagde anders te denken. De leegte
komt tot spreken om ervan te getuigen, orakelden zij. Het was
een openbaring waar je het koud van kreeg.
De woorden woonden volop in dat huis. Woorden bleven maar
komen, oorstrelend en vooral leeg. De leegte nodigde uit, waar-
door verwondering op de gezichten kwam. Soms zag je zelfs
overgave, extase. Onschuld, genot en bevruchting wisselden el-
kaar af. Je werd als het ware steeds opnieuw geboren in dat huis,
wat op zich heel prettig is.
Ik was hun een tijd uit het oog verloren, maar las in een rouwadver-
tentie van een landelijke krant dat één lampenglas was gestorven.
De andere wilde daardoor niet meer. Het schijnt dat hij met veel wil
zichzelf de ruimte in dreef. Ergens bleef hij nog wel achter, maar
maakte geen deel meer uit van het aanwezige. Hij werd levend
dood, verdween in eeuwige rook om bij haar te zijn.
Anderen vinden dat leven in alsof.
Die leven dan ook op een zeepplaneet.