Tabak

Ziekbed, 2013, boek 109, pagina 73

2013_b109_p73_ziekbed_k

Plaats

Je ligt in het bed en ik ken je bed. Je hebt me er vaak welterusten
in gezegd. Ik zag daar iedere tand van je, als je even lachte.
En nu ben je bezweet alleen en telt de dagen. We kijken vanaf ver-
schillende plekken naar de maan en zeggen onafhankelijk, tegelijk
het lijkt op niets!

Ik ga naar bed, maar het is mijn bed niet. Ik zoek de restjes van
de dag en vind je daar al denkend. We passen in elkaars leven
zoals water in de bron. Het kon niet beter. Straks bel je me voor
mocht ik me verslapen. Bij voorbaat dank.
Ik hoop dat je gauw weer beter bent. Dan kunnen wij weer vijgen
met onze duimnagels open splijten en met likkende lepels een hoe-
veelheid wijnrood vruchtvlees uit de gapende vijgenschil scheppen.
Of buiten zoeken naar zuiverheid, vol verlangen zien dat de vogels
in het felle zonlicht opgaan, los van elke bron worden.

Als je wilt kunnen we een sigaretje roken om daarna de geur op
onze krullen af te likken en de tabak in elkaars mond te proeven.
Tabak is niet alleen de aura van de man, het maakt ieder lichaam
opwindend. Door tabak wordt het lichaam herkenbaar, eetbaar,
aaibaar. Tabak is een dimensie in de nacht, vroeg of laat drijft het
de lucht in zonder precieze timing.
En nu ben je ziek en vertrekt de tijd. Je zei zo mooi: ik vertrek
even uit het moment in het moment. Je blijft altijd een dichter!
Ik kan nu niets anders doen dan de verschillende werkelijkheden
overlappen. Met al wat vlees is tast ik de grenzen van het bestaan
af. Ik verken de marges van het leven en jij bent mijn bron daarbij.
Misschien is alles wel een grote schijnbeweging.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *