Hangende lente, 2001, acryl, 30 x 40 cm
Leestuin
Als de nacht verdwijnt, als zwart snakt naar licht, sluit ze haar
zwarte ogen, hoewel het laatste plezier nog niet is beleefd. De
maan gaat onder, fraai. Heel even lijkt het alsof iemand de zon,
rood en groot van ergernis, aan touwtjes naar boven duwt. Broze
zon. Kwade nacht.
Dit is het tijdstip waarop de wereld om je heen veranderd, een
mooi moment om te gaan lezen. Het boek wordt al snel een frisse
lentetuin. Je leest verblind, je bent bekeerd tot het vertrouwde
vreemde. Dat blijkt uit het kunnen verplaatsen tot het oneindige.
Grote, nee verhoogde gevoeligheden spreken luidop in je oor.
Oppervlakkigheid is weggemaaid en in geen velden of wegen te
zien. Het hoofd heeft zich vol gevuld met lezen en leven. Een wereld
van eeuwen komt te voorschijn en blijkt tijdloos.
Dit is de juiste leestijd op de juiste plaats en ik lees Vestdijk:
het kind en ik
ik zou een dag uit vissen,
ik voelde me moedeloos.
ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
š beeldend schrijven, om nog niks te zeggen over de tekening… mooi!
A:
Wie iets hoort moet tegelijk voor zijn geestesoog iets zien, of hij wil of niet, zelfs voelen en ruiken.
En andersom, wie iets ziet zal er ook iets bijĀ horen, enzovoort.Ā
Naar die wereld keer ik altijd terug. De rest kan me gestolen worden.
In mijn hersenpan huist kennelijk een inspiciƫnt die alles keurig invult, waardoor ik me gelukkig voel.
J.