Boetekamer, 2013, boek 109, pagina 75
Zichtbaar
Maskers vragen niets in ruil, maskers zijn ruimdenkend. Ze geven
een teken als teken. Daarna zijn ze weg.
Nu mijn masker verdwenen is ben ik een rat, die boete doet.
Ik ben hier.
Op mijn knieƫn buig ik het hoofd. Mijn eenzaamheid is met een-
zaamheid gevuld en dus niet langer eenzaam. Daarom knipte ik
een stuk haar af, het hoort bij mijn boete.
Ik ben slechts een schim van mijzelf verwijderd. Ik voel het. Ik
hunker ernaar alle restanten van me af te pellen om te zien waar
het masker eindigt.
Dit is geen feest, de grond verankert me. Ik ben onrein en het
spook koos mij uit. Hij wil me brandmerken, maar ik doe net alsof
ik er niet ben. Ik doe alsof ik in de laatste fase van mijn zijn ben.
Ik doe zoals je leest, zoals net beschreven is. Zo kan ik in het rood
verdwijnen. Het gezien is ongezien. Hocus pocus.
Daarna kan ik weer dansen op de drempel van onwetendheid of
onmogelijke dromen huilen. De straling van het licht zal mij daar-
bij helpen. Ik zal weer van het menselijke soort worden wat ik
ooit was. Het leven is geen gril. Het zal goed gaan met me. Een
engel weet me te vinden. Ik ben nog altijd sterk. Alle leden intact.
Ik ben hier en dat betekent iets.
Ik ben hier, was er altijd, zoals elk levend wezen.
(uit haar oud dagboek)