Verdrijving

Familie, 2013, boek 109, pagina 48

2013_b109_p48_familie_k

Ieder afscheid is een nieuw begin

Ik kom afscheid nemen, zeg ik. Zij zit aan een lange tafel, de rug
naar mij gekeerd. Ik kan niet zien hoe ze het opvat. Zij draait zich
een kwartslag om, trekt me tegen haar aan, haar borst raakt mijn
schouder. De krimpende afstand doet het bloed sneller stromen. Al
mijn cellen zijn nu verhit. Ik word duizelig, geef me over.
Mijn afscheid kan geen afscheid worden. De rauwe bewegingen die
we maken beloven andere dingen. Ik ben ergens bang voor deze
herrijzenis en bewonder haar moed mij vast te houden.
Wij, de geliefden, gaan gewoon door waar we ooit waren opgehouden.
Er komen nog ander jaargetijden. In hun gevoeligheid geven zij mis-
schien af op elke verandering, maar wij trekken ons er niets van aan.
Laat de rivier maar buiten zijn oevers treden, wij rollen wel mee en
zeggen gewoon akkoord, laat de lente nu maar komen.
Het afscheid kijkt ons argwanend aan, alsof hij geen enkel woord
gelooft en onze donkerste gedachten kan lezen.
Dit wordt een avond van verdrijving en één en al verleiding, het is
tenslotte een warme zomer. Niets heeft meer zijn oude loop, die
trouwens ook geen goede was. Die nacht galmt de gaal. Die nacht
verdort het gras dat wij beiden hebben doorweekt.
Die nacht maken wij familie zonder het te weten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *