Denkhoofd

Stil verdriet, 2013, boek 11, pagina 28

2013_b111_p28_stil verdriet_k

Iemand

Het licht valt op haar door de ramen noords naar binnen.
Als zij opstaat is het huis nog leger. Zij zit op haar vaste stoel,
geen krant op tafel. Kranten kauwen alleen slecht nieuws door.
Ze is alleen. Geen volle man die haar vindt.
Ze denkt veel, te veel voor iemand die gevaarlijk is voor zichzelf.
Ze denkt de dingen uit elkaar, zoals ze zelf zegt. Dat is heel ver-
moeiend. Het keert bovendien de mensen van je af.
Ze denkt straten vooruit, slaat iedere hoek om, keert nooit terug.
Ergens in de verte moet de optocht van de toekomst toch liggen.
Ze ziet het niet, er is steeds te veel mist. Haar voetstappen klinken
hol en zinloos.
Haar jongensachtige hoofd wil graag veerkrachtig zijn en langs de
grachten slenteren. Roekeloos doen en de aderblauwe zwervers
laten liggen, niet aanspreken, dat zou mooi zijn.
Zij struikelt over haar eigen opengeklapte koffers. Haar vriend is
niet onderweg. Haar zondagmiddag is niet bezet. Haar innerlijke
broer is op vakantie.
Maar nu ziet ze een steeg. Onzeker kijkt ze in de smalte. Ze wordt
tot werkelijkheid gewekt en ziet een ander. Die wenkt. Ze doet
wat ze anders nooit doet, ze volgt tot haar grote schrik.
Hij neemt traag zijn bril af en zegt: Ik neem je mee!
Ze knikt en denkt dit is de gozer die mij zoekt!
Ik neem je mee en zal je laten zien wat je zoekt – vervolgt de man.
Moet ik daarin dan leven? vraagt ze zacht. Ze durft hem niet aan te
kijken.
De man lacht en zegt: jij misschien, maar ik ben een dichter…
Samen volgen ze de oever waar ze zoveel van houden.
Het tochtje is niet kort, ze zien wel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *