Het hoofd tussen de regels, 1997, bewerkte foto
Twee bergen
Tussen twee bergen ligt het dal. Al jaren. Het ligt er al zolang er
mensen zijn of misschien was het daarvoor ook al dal. Het kan ook
zijn dat het toen een groot meer was of misschien was er een an-
dere berg op de plaats van het dal en is die berg in de nacht door
een kwade god uitgegumd.
We weten het niet en waarom zouden we het ook moeten weten.
Dit ter inleiding.
Ik wilde het eigenlijk hebben over iets abstracts.
Abstracties kan je niet overtuigen, zij zijn te wijs en laten zich niet
dwingen. Abstracties maken geen trede die ze niet kunnen beklim-
men. Zij behoren de heel hoge lucht toe. Alles is snel te zwaar voor
het dagelijkse. Daarom hebben huizen o.a daken. Een verloren ab-
stractie zou er anders zomaar doorkachelen en dat geeft later veel
ellende.
Kijk, toen de wind nog vast zat aan zijn eindeloze voeten en al het
ochtenblauw of de nachtmist nog niet vreemd was, toen hadden de
mensen nog nergens last van. Zeker niet van abstracties. Het onaan-
gedane gehoorzaamde gewoon de dagelijkse dingen. Niks aan de
hand! Misschien was alles uit zichzelf wel abstract.
Ik kan het je zelfs nog sterker vertellen: vroeger rustte men uit
terwijl men terugging. Men kon zich vermaken tot een reptiel en
met een beetje moeite werd een fossiel dan springlevend. Ik praat
nu over lang vervlogen tijden, de tijden van het Krijt.
Men had werkelijk nog de tijd! Alleen de luchtschrijver, met zijn eigen
alfabet, had het razend druk, hij moest alle wolken instructies geven.
Wolken kunnen uit zichzelf niets. Wolken hebben lege hersens.
Later is de luchtschrijver een luchtfietser in crisis geworden.
Allemaal weetjes, borrelend uit de vette toongrond tussen de bergen.