Onopgeloste droom, 1998, bewerkte foto
Andere kant
Er was eens een dwaze humorist, hij gooide glassplinters in zijn bad.
Daar werd hij dan schoner van, vond hij. Hij viste zich al het ware
uit zijn eigen bloed weer op. Daarna tuimelde hij tevreden naar
beneden om daar nog wat verdwaalde zeepbellen door te prikken.
Hij was in het algemeen vrij blij, zeker omdat hij aan beide zijden
van het dwaallicht zijn evenwicht had gevonden. Niemand wist
precies hoe dat zat, maar ze zagen hem dikwijls ruggespraak hou-
den met beide kanten. De rechterkant bleek ietwat gehavend.
Kwade tongen beweerden dat dat de schuld was van de inmiddels
overleden vader. Die zat altijd rechts aan hem te plukken. Je kunt
het nog zien aan een oude, beschadigde stoel uit die tijd.
Deze humorist was bepaald niet roekeloos. Geduld had zijn treurige
beurs gevuld. Wanhopige blikken werden per direct weggeworpen.
Ooit correct gebraden in volmaaktheid, kon hem weinig gebeuren.
Hij moest alleen zorgen dat alles niet nog zachtjes na ging branden.
Dat zou zijn nasleep erg bederven.
Of je nu van de vloer bent of het plafond, je moet nooit vluchten
voor je eigen aanwezigheid was zijn motto. Niemand snapte wat hij
daar mee bedoelde. Het was dan ook alleen maar bedoeld om het
schaamrood stralend te laten schrikken, zodat je niet meer dacht
aan het verwennende nut.
Zijn hartenwens was vreemd: hij wou je zo zeer bedwelmen dat je
wegsmolt en nooit weer keerde. In de verte hoorde je hem al lachen.
Ik zei het al: het was een dwaze humorist.