Blik

Boos, 2013, boek 112, pagina 112

2013_b112_p15_boos_k

Twee ogen

Hij las: alleen wie niks om handen heeft, is bereid om te lezen.
Het waren zijn eigen regels, jaren geleden geschreven.
Het klopte nog steeds, hij had nooit de tijd om iets te lezen, dat
bleef altijd een stuk braakland. Zijn verwachtingen om iets op te
kunnen steken waren heel beperkt. Bovendien, hij had al een vaste
kring van bewonderaars.
Te druk, alle tijd ontbrak. In ontbrekende tijd kun je niets doen.
Daarom is ontbrekende tijd geen tijd en nooit zonde.
Hij was de aangewezen persoon om zijn diep, innerlijk talent en de
spanning van zijn wereldje te ontrafelen.
Het zoet en het zuur van de taal was hem niet onbekend. Hij sprak
allang in andere woorden. Had daar zelf veel lol in. Als arendsjager
in de dichtkunst was hij behoorlijk overtuigd van zichzelf. Zijn ogen
leken altijd boos te staan, maar waren meer bijzonder scherp.
In die waarheid zorgde hij er voor dat hij altijd uit het niets schreef.
Zo ontstonden opmerkelijke gedichten. Ook was er sprake van veel
zelfspot, alsof bij het schrijven van poëzie een zeker besef van on-
behagen in het spel moest zijn. Dankzij een vaak terechte ondertoon,
ja de dichter was gelaagd, kon hij vele buitenstaanders bereiken.
Zijn werk leek altijd iets merkwaardigs of gewichtigs te bezitten.
Tussen alle menselijke bezigheden door was dat volstrekt normaal en
gewoon. Knap hoe de dichter toch niet excentriek werd.
Anderen denken daar waarschijnlijk anders over.
Anderen kunnen dan ook niet in opperbeste stemming de hele nacht
opblijven en zich vermaken met eigen talent. Zij associëren het met
de adem van urgentie en overwerk.
(Nee, dit gaat niet over mij, het gaat over een boze man)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *