St.Maarten, 2000, tekening, 65 x 95 cm
Wandeling vanuit het kind
Geschrokken van licht en schaduw verdween het kind.
Eerst was het nog inkruipend binnengeslopen, maar toen alle
hoop en alle verwachting was dichtgeknepen was er geen ruimte
meer voor drie personen. Voor ik er erg in had liep ik alleen met
vader door de lange straat vol plassen.
Het was stil die zondagmorgen. Wij spraken niet, wij waren bezig
met onze eigen ervaringen en dat is op zich meer dan genoeg.
Vaders en zonen spreken trouwens altijd weinig, zij zijn te veel van
hetzelfde. Het hoofd staat meestal stil als een weg die doodloopt.
Daar loop ik dan onder mijn feestende lamp tussen de nog nahui-
lende bomen, zou de vader kunnen denken. Je weet het niet.
Daarbij vergeet hij mij steevast en word ik zijn verdwenen kind.
Als kind moet je vaak intomen. Daarom doe je vaak aan dagdromen.
Met die methode kom je ver, je kweekt je eigen kleine goden die je
verder kunnen helpen.
Ik loop liever niet alleen met mijn vader. Zeker niet in de regen.
Langs de rand van de afgrond zie ik het spiegelbeeld van mijn toe-
komst zich wazig verplaatsen in die grote plassen. Waar blijft toch
de nevel? Die zou ons zo mooi gaan scheiden! Waarschijnlijk zal
vader dwars door alle nevelen mij nog meer benevelen, omdat ik
zogenaamd nog niets weet.
Nu weet ik het zeker: deze zondag is een heel oude echo.