Doler

Architect, 201, boek 109, pagina 66

2013_b109_p66_architect_k

Stijve man

Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai. Alles moest anders.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop knalde rood aan of bleekte witgelig weg van
doorlopende inspanning. De afgrond voelde niet alleen dichtbij,
maar wàs ook dichtbij.
Best eng voor een ander, niet voor hem.
Daarnaast hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden door
het lage, valse verzamelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde je
ergens verbazingwekkend snel aansuizen.
Op dat moment is er echt geen tijd voor geneugten in de toekomst.
Je staat op springen en je slechtste masker jubelt in extase. Op zo’n
moment wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het alleen
maar om wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie aan
gloeiend rood de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als roof-
zuchtige rivieren de aarde kaal te spoelen. De aarde zou kermen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.

Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien.
Zo dachten ze hun stemband uit te wissen.
Niets voor architecten, die weten wel beter.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *