Beest in de regen, 2013, boek 112, pagina 56
Verslag
De dag wist nog niet zo goed wat ze zou doen vandaag, regen, zon
of beide. Een dag kan soms heel besluiteloos zijn. Op zich niet erg
en niks aan de hand, voor de natuur maakt het niks uit.
De zon wil weer vallen en het beest vermorzelen misschien. Dieren
voelen dat en zeggen ik ben nog niet goed voor de grond, rennen
weg. Zij willen nog niet mengen met de maden. Dieren zijn goed
voor de wind, zij waaien waarachtig mee.
Dieren vegen zich vrij in de zonneschijn. Dat is een mooi gezicht.
Ik kan er uren naar kijken zonder me te vervelen. Pas als de regen
mij vindt ben ik aangeraakt prooi, ik tooi me vervolgens met het
aller kwaadste.
Daar moet de natuur toch van schrikken.
Slanke zonnestraal-sponzen zullen mij en alle dieren daarna droog
maken en de niet kennende kleuren komen als vanzelf uit de natuur
opdoemen.
De natuur kent vaak zijn eigen kleuren niet. De blonde orgelwolken
laten zomaar als een volk padden ontploffen. Alleen slimme, bedacht-
zame lichamen kronkelen zich een weg. Mijn gebeente en vlees is nu
zo dagelijks dat het alles al weet.
Onder de gevaren vergaat het niet blijvende.