De ruimte, 2014, bewerkte foto
Spiegelen
Heb je een spiegel, dan heb je de ruimte. Je verdubbelt alles op
z’n minst. Een spiegel laat een deur ergens verschijnen waar hij
niet hoort. In een taal van schoonheid is de nieuwe ruimte meer
dan menselijk. Bovenmenselijk, zonder het spraakgebrek van de
diepe schaduw is het gevangen zonlicht oogverblindend. Het oog
haakt even af om te wennen aan zoveel moois.
Neem de tijd.
Het eenzaam zoekende achterhoofd zal straks het licht kunnen
lezen en geen enkele liefde zal nog doof zijn. Dichters hebben net
hun poelen vol lelies gezet. Wie wil stralen moet gaan branden in
de goeie zin. Dan pas kan je de duisternis op je handen dragen
en komt de horror niet meer thuis.
Lichter dan het lichtste gezicht van een mens komt het voorjaar
in alle getijden. De dode akker wordt gewassen, de schimmel
blinkt, kinderen zingen voluit in de klas, warme vlekken ademen,
mensen smelten als verwelkte vlokken, het water fluit zijn eigen
lied.
Ondertussen trilt de wimpel van het geheugen