De deur, 2014, computertekening
Binnen
Keek hij naar zijn broer, dan zag hij zichzelf.
Wandelden ze samen dan gingen de voetstappen gelijk op, alsof er
maar één persoon liep. At zijn broer, hij proefde dezelfde kost. Zelfs
als zijn broer een opmerking maakte dan was het net alsof hij het
zelf had bedacht. Zonder er over te praten droomden ze hetzelfde.
Kortom zij begrepen elkaar zoals broers dat horen te doen.
Toen zijn broer verkering kreeg met Manja kwam hij opeens op de
tweede plaats. Dat voelde vreemd, raar.
Met genoegen zou hij ook onder de rok van Manja hebben gekeken,
maar daar was geen sprake van. Het werd hem zelfs verboden. Het
alles delen was abrupt afgelopen. Men sloot hem uit.
Daarom werd hij een wilde binnenloper.
Hij ging met de vloer praten. Binnen praat het veel rustiger. Daar
woont alleen de ruimte en die heeft altijd een gewillig oor.
Hij bouwde zichzelf een vloerhutje en hakte wat hout voor het koken.
Als het hout slecht wou branden kneep hij erin. Liet het vocht eruit
sijpelen en zei dan: mijn broer heeft er zeker weer op gepist…
Daarna slachtte hij een tokkel-kippetje, fantaseerde over de poten
van het beestje dat zonet nog zo parmantig liep.
Een dag is zomaar om wist hij. Ook zonder gemiste broer.