Mooie maan

Koude maan, koude man, 2005, tekening

2005_koude maan- koude man_bf

Aan het eind tunnel

De klok aan de overkant gaf de schrijver een gezicht.
Zijn boek was zwaar als een te groot anker bij een te klein schip.
Goede gesprekken bleken steeds onmogelijk. De woorden waren
op of dreven de hele nacht op een diepe, donkere zeeën. Nee, hij
was geen vrolijk man. Al het gelach viel in een akelig lege kom.
Voor hem hing de zon aan een grote, stalen slagershaak.
Plotseling vroeg de schrijver zich af: Wie weet de greep van liefde?
Van schrik werden alle groeiende bomen kleiner en kleiner en kwam
er een opening aan het eind van de tunnel. Hij werd reisgenoot van
zichzelf, hervond het genot. Zwarte torenkraaien vlogen gehaast weg.
Zijn dwaalspoor wilde niet langer leven.
Bij een bron vond hij een vergulde pil. Zijn herinnering begon wild
te blaffen, maakte dat een regenboog verscheen.
Na wat afslagen vond hij een geliefde van vroeger terug. Ze had zich
zolang verscholen in een wervelwind, tussen alle dikke brieven.
Samen lieten ze de grijze haren voor gaan en stonden in de nacht
als lepeltjes naar de volle maan te kijken, terwijl ze tegelijk dachten:
O mooie maan
ik ben weer terug
weer ben ik
nu is er minder afscheid
dan opnieuw weerzien
minstens één keer minder
Het was een refrein van een oud lied dat ze uit het land van ooit nog
kenden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *