Strandvondst, 2011, computertekening
Fictieve feiten
Voor feiten en ficties lees je dunne boekjes. Je leest fragmenten in de
derde persoon. Alles is geschreven in een vage stijl: zij is nooit de moeder,
de vrouw, het meisje die een naam heeft. Zij is gewoon zij.
En toen zij trouwde en zij in het buitenland ging wonen, kreeg ze een zoon
en een dochter. Ze ging net als haar man buitenshuis werken, als lerares.
Zij bleven altijd samen, terwijl er zoveel anders te beleven viel. Te bang
voor moeilijke affaires, terwijl hun huwelijk op zich te weinig voorstelde.
Hoe dan ook:
ze voelde zich een geroepene, ze had een taak uit te voeren, ze was te veel
met zichzelf bezig om te wijken voor de rest. Ze moest altijd dingen doen.
Maar weet je, wanneer ze die andere dingen zou doen, dan zou ze ook die
andere dingen gaan beleven, dan zou ze gaan doorbloeien.
Ze zou bijvoorbeeld je hoofd in haar armen kunnen leggen en je vervolgens
mee kunnen nemen in het ongewisse, zonder in conflict te raken met zichzelf.
Daar is wel wat moed voor nodig. Ik denk dat ze dat niet op kan brengen.
Haar man en kinderen willen het niet.
Tot nu toe botst ze liever zelf met de boze buitenwereld.
Ze zegt zelfs dat het boze toeneemt!
Ze vergeet daarbij te zeggen in mij!
Misschien ben ik voor haar een lompe vriend en wil zij mij het liefst snel
vergeten om haar innerlijk leven niet prijs te geven.
Dan zij het zo, dan is sneeuw zwart en vindt ik haar schedel later of ooit
ergens aangespoeld op een strand.