Koekje van eigen deeg, 2005, acryl, 30 x 40 cm
Aanwezig afwezig
Het is paradoxaal, een vreemde aanwezigheid.
Niemand houdt er echt van. Er is geen diepte meer. De grond is
weg. Alles wemelt in je ogen. Alles lijkt kleiner. Als ik geen diepte
meer voel hoeft het niet meer. Ik ben een jongen.
Mijn jonge kop, vergroot tot mensenhoofd, weet alles en niets.
Ik buig dat hoofd. De natuur is sterker.
Het kan ook zijn dat ik toen niets te melden had en wat doorhamerde.
Ik verloor in ieder geval mijn kalmte en kreeg daardoor tijdelijk een
klein geheugen. Noem het een muggengeheugen.
Door af en toe te grommen, mijn nieuw gedragskenmerk, hield ik
iedereen op gepaste afstand. Gericht grommen bleek verstandig.
Daarna was het wachten geblazen en niet te veel opvallen
Bovenstaande tekst slaat op mijn kindertijd, ik had last van een
zwerm doorzichtige muggen.
Heel vervelend, je krijgt er bloedarmoede van.