Stille woorden, 2013, schets
Na(cht)denken
Een lezer schrijft om te mogen klagen.
Hij vindt iets wel of niet en zegt hier heb je er één.
Die lezer zal niet bellen, hijzelf belt noch ontvangt. Hij schrijft het
liefst heerlijk klaaglijk.
De dichter zegt natuurlijk gelijk: houdt daar mee op! Onmiddellijk!
Hij kan de merel niet horen zingen als er zo geklaagd wordt.
De dichter zet alles weer mooi recht en verknoeit geen woorden.
Een klager moet een hart van steen hebben om zo blind en boos
te schrijven. Hij ziet niets uit groot onvermogen, is thuisloos thuis.
Het nacht-denken is niets voor hem. Dat doen alleen de vrijen van
geest. Die hebben aan één nacht nooit genoeg, zij willen doorwan-
delen onder het dekbed van blauw gebloemde bomen.
De zomer schreeuwt een kleine verrassing en de nieuwe wending
die ons liefdesleven heeft genomen verrukt het geheim.
Toch vraag ik mij af: waarom duren zulke ontdekkingen zo lang?