Many Faces, 2014, bewerkte foto
Vlinderlikken
Zij was zich ineens bewust dat ze aan het handje van de be-
denker liep. Haar lichaam trok steeds andere lichamen aan
die haar niet pasten, terwijl ze fladderend de liefde omschreef.
Het begin kwam steeds te laat. Ook dat nog.
En waarom zou je altijd de waarheid moeten spreken, je hebt
toch het recht om te liegen?
Hij bewonderde haar meer dan grote ogen, de lichtgele huid,
haar zachte stem. Toen de liefde zich vooroverboog had hij
geen weerwoord gehad. Hij kreeg een royaal uitzicht op haar
zachte curve, die zich daarvoor nog verscholen onder haar
kledingstuk.
Spelen met de gedachte was niet meer het halve werk, hij
liet zich gaan ondanks zijn zesde gezicht (hij was al zestig).
Ze begonnen teder te vlinderlikken. Proefden elkaars rood.
Toen hij zijn arm losjes om haar middel deed, als teken van
steun, bescherming of trots, liet zij hem begaan.
Het verlangen, stekelig van buiten, zoet en romig van binnen,
dicteerde. Want als iets goed is dan laten wij het zo. Net als in
de kunst trouwens.
Kortom het verlangen brandde diep in de schoot, de sterkte
van de verbinding wortelde zich in het geheugen.
Hij wist het nu zeker: laat meisjes niet zwijgen als mannen
oud zijn. Bovendien: na het ogenblik is er nog een zee van tijd.
Tegelspreuken verdorren immers niet.