Geen zee te hoog, 1999, tekening, 50 x 65 cm
Ochtend
Bij hem wist je het zeker, die zit eeuwig tussen het wit van
de nacht en het zwart van de dag, die heeft nog nooit van
het welwillende ochtendblauw gehoord.
Hij ziet haar blauwe ondergoed, dat nergens verkrijgbaar is,
niet. Hij laat het wegwaaien door de wind. Sneue man.
Liever pakt hij de zwarte blokken van de melancholie.
Zijn ziel is vochtig genoeg, het zwart smelt op de tong om
daarna als een kip zonder kop langs de grenzen van de
droom te rennen.
Wat voor beeld geeft deze donkere man af?
Iemand die is achtergebleven op het strand bij eb?
Een verloren ketting op een vuile straat?
Nee, hij doet nog het meest denken aan wegsijpelende tepel-
hoven. Verlies van vorm. Resterend speeksel en een draaiende
of trekkende vinger zou hem misschien kunnen redden.
Tussen de onmetelijke continenten van dag en nacht is dan
een klein streepje hemelblauw te zien. Heel misschien.