Schouderklop, 2013, schets 26
De jurk
Bergen kunnen zich vervelen zonder om te zien. Saaie rotswanden
gaan
dan gekke gezichtjes trekken. Even kijken ze blij en meteen daarna
droevig om tenslotte snel af te sluiten met een vies gezicht. Soms
hoor je daarna het berggebulder in de vallei echoën.
Ik heb wel eens tegen een berg gezegd: “gaat het een beetje?” .
Ook wel “Wat is er met je”, maar kreeg nooit antwoord. De berg was
dan ineens erg neutraal of onverschillig.
Zelfs als ik zei: “Wat ben je mooi!” hoorde ik niets. Bergen kunnen
zich blijkbaar goed verzetten.
Uit nood ben ik daarna maar gaan vertellen over een begrafenis,
dat zou de berg vast opbeuren. Ik vertelde over de begrafenis van
een oudoom.
Ik wist niet zo goed wat ik aan moest trekken en ging uiteindelijk
in een stemming jurkje, door ons oma samengesteld uit haar flodder-
voddenbaal.
Ik voelde me tevreden over het resultaat.
Ondertussen trok ik mijn totaalgezicht, omdat ik wist dat dat zo hoort
bij een begrafenis. Een lange rij in zwart geklede mensen gaf klamme
handjes. Men mompelde daarbij snel, afgeraffeld en onverstaanbaar,
tot slot hun naam.
Soms voelde ik zo’n hand op mijn schouder, als een soort troostend
klopje. Deftige dames zakten heel kort aandoenlijk door de knieën.
Blijkbaar hield iedereen mij voor het verloren kleinkind.
Later hoorde ik via via, nooit gaat iets rechtstreeks in de familie, dat ik
me niet waardig genoeg had gedragen en dat mijn jurk ongepast was.
Volgende keer blijf ik mooi thuis.