Beuys wandert, 2014, computertekening
Kunst ziekte
De meest integere, bedachtzame en publiciteitsschuwe van de
twee had in de jaren zeventig al eens gezegd dat kunst geen
wedstrijd was. Dat zij ooit toen een kunstprijs had gekregen, die
gesponsord werd door een plaatselijke uitvaartvereniging was een
nietszeggende bijzaak. Om te leven moet je af en toe dood gaan,
was haar idee.
Niettegenstaande deze macabere geldschieter had ze de prijs wel
aanvaard, maar had eenmaal op het podium de gelegenheid bij de
kop gepakt om haar ongenoegen over de competitieve houding
van de kunstenaars in het algemeen kenbaar te maken.
Je moest je nooit iets aantrekken van een ander. Liever in alle stilte
eenzaam sterven was een beter plan, het zou het oeuvre ten goede
komen. Sterker nog: de wereld zou ineens versteld staan van al het
verborgen prachtige. Van niets naar iets is altijd een verrassing.
Dat lijkt me een te romantisch idee. Het grote publiek wil er mis-
schien nog wel in geloven, maar kunst is echt geen wedstrijd. De
hectische markt wil graag dat wij zo denken. Hoe banaler hoe beter!
Kunst moet kennelijk machtig en omvangrijk zijn. Leve de top 100!
De loopbanen van kunstenaars zijn op z’n minst grillig. Een lange,
volhardende weg moet met zekere tred worden belopen. Voor je
veertigste wordt het meestal nog niets of je bent al opgebrand en
afgeserveerd. Als je een lijstje zou maken van honderd topkunste-
naars dan zouden er misschien zeven onder de veertig zitten.
Uithoudingsvermogen is dus een vereiste. Het duurt even om te
stijgen (àls het gebeurt). Je wordt niet geboren als kunstenaar
met stip. Je moet er hard voor werken voordat de markt je oppikt.