Iets
Vroeger.
Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich voort in kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei hij
– om zo voor altijd verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja of
nee meer zeggen…….of……gewoon voor altijd doof zijn…
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een ander naam nemen? – vroeg hij zich af.
Hij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op zijn stoffig eiland, zijn meest eigen jungle, zag hij een
afgebladderde tuin. Hij hoorde de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.
Nu weet hij misschien, of denkt dat gewoon alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had hij maar een schaar of een wolkje.
Was hij maar een lange schaduw van een stoel.
De doofheid begint te komen.