Nachtbeer, neighbour, 2013, schets
Nachtelijk
over een donkere lucht
valt een zekere grijsheid,
een late restwaarde,
een vorm van een vroeger iets
het is toegestaan te denken
al zijn we niet goddelijke wezens
we zijn kleurrijk in de nacht
we zijn niet vroeg gestorven
soms beweegt de tong in de mond
of spreken we met kleine stemmetjes
soms komt er een gestage stroom
de woorden liggen op de weg
misschien zien we ’s nachts schimmen
of lichtende vergezellende gedaanten
dan stoot de lucht door de neusgaten
zodat het snot rondom spat
je snuit je neus weer zonder handen
zoals vroeger op het sportveld
je voelt de stramheid in je benen
je kijkt op je horloge
het is allang veel te laat
tien minuten sta je verstijfd
je wrijft je ogen uit
was dat een grijze vlek?
iedereen ziet het toch?
stel je voor dat ons leven gewoon is
dat er plotseling rode woorden komen
zaken nemen hun vreemde wendingen
de beer in je staat op, je slaat