Bloedeloos

Witte zool, boek 112, pagina 53

2013_b112_p53_witte zool_k

Geen stem

Kijk, daar loopt hij. Hij gaat water halen. In de hitte van het zuiden.
Met een mond vol spooksel sjokt hij richting horizon. Zijn bevliegde
lippen barsten open. Een droge pijn hangt aan zijn gelijnd gezicht.
Hij schudt het hoofd als een gekraagd roofdier. En verder weer. Hij
rinkelde en rimpelde zichzelf traag voort. Luister, ik kom er aan!
De avond valt en het wordt kouder en kouder. Hij mompelt in het
diepe donker. Het water wil niet komen. Zijn bloed trommelt dof, de
marsmuziek in hem is allang verdwenen.
Kijk, daar loopt hij. Goed gekromd in eigen popenpak. Hij voelt de
wormen al kronkelen als hij zijn bijna dode hoofd opheft. Kennelijk
is hij de weg kwijt of gewoon iets vergeten. Denkend sleept hij zich
verder naar de poort van de geboorte. Dat wil hij: opnieuw geboren
worden. Met een beetje mazzel moet dat nu gaan lukken.
Geen huis, geen steen, geen stem…
Hij valt om. Woordeloos.
De wind en een verdwaalde zeemeermin gaan voor hem zingen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *