Romulus en Remus, 1997, tekening, 50 x 120 cm
Het verleden leeft even
Wel meer dan zesentwintig eeuwen deed zich een wonder voor.
Een eenzame rivier stroomde van de bergen door een moerassige
vlakte naar de zee. Welig groeiden de heesters aan zijn oevers en
de watervogels, die tussen een wilde weelde van planten hun voedsel
zochten, werden nog door geen mens verjaagd. Slechts zelden drong
een enkele herder door tot de rustig voortglijdende stroom.
In die tijd mochten maagden niet trouwen, je liet je bezwangeren en
aanvaardde de daarop volgende onverdiende straf. Zo zag een tweeling
ineens het nieuwe licht. De moeder was zo geschokt dat ze de kinderen
afstootte.
Vrienden zetten de nieuw geborenen in een mandje aan de oever
van de rivier. De rivier trok zich op haar beurt spontaan terug zodat
een verdwaalde wolvin de kinderen vond en zoog. De verwilderde
kinderen groeiden door en sloegen elkaar later dood.
Zo ongeveer moet het gegaan zijn toen en ooit, kort samengevat.